Nader belicht: Wet- en regelgeving vuurwerk Nederland
2 januari 2014



Op 2 januari 2014 was ik te gast in het tv-programma Brandpunt Reporter van de KRO. Aanleiding voor de uitzending is de gebrekkige wet- en regelgeving van vuurwerk in Nederland. In augustus en september 2013 trok ik al aan de bel bij twee, door de gemeente Enschede georganiseerde, bijeenkomsten inzake de uitbreiding van opslag van vuurwerk in de gemeente Enschede.

De Nederlandse overheid heeft in haar beleid ten aanzien van vuurwerk nooit oog gehad voor het product vuurwerk. Men creëerde slechts schijnveiligheid door buiten de Europese wet- en regelgeving te treden. De uiteindelijke verantwoordelijkheid van diezelfde ondeugdelijke wet- en regelgeving kwam bij de ondernemer te liggen.

De erkenningsregeling vuurwerkbesluit, commissie Blankendaal (1999) waaraan ik destijds mijn volledige medewerking heb verleend, en de adviesraad gevaarlijke stoffen (2007), die zeer kritisch waren voor de overheid, ten spijt.

Dit had en heeft verstrekkende grote gevolgen voor de ondernemer, waarin in dit geval ook de zogenoemde “Gedragscode”, die in het leven is geroepen door de BPN (Belangenvereniging Pyrotechniek Nederland) in samenwerking met nota bene oud burgermeester van Enschede Jan Mans, die wetenschap draagt van de onjuistheden omtrent de vuurwerkramp van 13 mei 2000. Het is wederom de slager die zijn eigen vlees keurt!

De wet- en regelgeving op het gebied van ontplofbare stoffen en voorwerpen van de klasse 1, waar vuurwerk onder valt, is het best te karakteriseren als een gatenkaas.

De ramp in Enschede op 13 mei 2000 vormde de directe aanleiding voor de totstandkoming van het nieuwe Vuurwerkbesluit in 2002, dat uiteindelijk in 2004 in werking is getreden. Dit besluit, mede gebaseerd op de Wet milieubeheer, regelt het in- en uitvoeren, opslaan, bewerken, afleveren, het voorhanden hebben en het afsteken van vuurwerk. Het Vuurwerkbesluit en het Memorandum 60 bevatten onder andere ook de in het besluit opgenomen aan te houden voorwaarden voor een opslag van vermeend ‘consumenten’ vuurwerk 1.3, met gaasconstructie 1.4.

Het Nederlandse beleid, het Vuurwerkbesluit en het Memorandum 60, met andere woorden de opsluitcondities voor de opslag van ontplofbare stoffen en voorwerpen van de klasse 1, in dit geval vuurwerk, is echter slechts gebaseerd op een effectbenadering, dus schadebeperking waarbij in het geheel geen rekening wordt gehouden met de aard van het mogelijke incident. Dit betekent dat alleen het mogelijke schade toebrengende effect wordt belicht en er geen rekening wordt gehouden met andere calamiteiten.

Het Nederlandse beleid voor vuurwerk kent in de wet- en regelgeving ook opmerkelijke aspecten ten aanzien van het vermeende ‘consumenten’ vuurwerk. Onder andere de veiligheidsafstanden voor ontplofbare stoffen en voorwerpen klasse 1 die opgeslagen worden. Het gaat hierbij om 1.3 ‘consumenten’ vuurwerk dat door een gaaskooiconstructie 1.4 wordt en waardoor er een kleinere veiligheidsafstand wordt gehanteerd!

Eén en ander heeft er toe geleid dat opslag van vermeend ‘professioneel’ vuurwerk nu buiten Nederland plaatsvindt. Echter, het gaat hier om hetzelfde vuurwerk dat in Nederland wordt gezien als 1.4 vuurwerk. Alleen door het simpele feit dat er een wet is die zegt dat om 1.3 vuurwerk een gaasverpakking heen moet waardoor het moet worden gezien als 1.4 veranderd nog niets aan de aard en samenstelling van datzelfde 1.3 vuurwerk. Datzelfde zogenaamde zwaardere professionele 1.3 vuurwerk is dus in feite hetzelfde vuurwerk wat wij hier 1.4 vuurwerk noemen.

Dit heeft ook tot gevolg dat er enorme risico’s worden genomen voor vervoersbewegingen over de weg in Nederland en Europa. Bovendien scheept men de buren in Duitsland op met een Nederlands probleem. Een Duits dagblad wist het vorig jaar juist te duiden dat de A1 in de laatste maanden van het jaar vol zit met rijdende tijdbommen. Daarnaast wordt er ook tijdens evenementen in Nederland vermeend ‘consumenten’ vuurwerk en ‘professioneel’ vuurwerk ontstoken, zoals bijvoorbeeld op koninginnendagen.

Wat gebeurt er als een container of voertuig, of in dit geval een bewaarplaats met vermeend ‘consumenten’ vuurwerk van de classificatie 1.3, oh nee wacht, Nederlandse wet, door gaaskooiconstructie nu 1.4, betrokken raakt bij een calamiteit van welke aard ook?

Juist, dan wordt er gehandeld alsof het 1.4 vuurwerk is. En dat nu juist waar het mis gaat. Door in de wet te doen alsof het 1.4 vuurwerk is gaan hulpdiensten verkeerd handelen ondanks duidelijke aanduidingen van ontplofbare stoffen en voorwerpen klasse 1, vatbaar voor explosie, op bewaarplaatsen, adviseren provincies tegen beter weten in en geeft verklaring van geen bezwaar en gaat de gemeente Enschede hier 1.3 vuurwerk laten opslaan, waarbij zij gaan doen alsof het 1.4 vuurwerk is. De schijn dat het consumentenvuurwerk dus minder gevaarlijk is, is dus niet langer hoog te houden.

Daarnaast is het consumentenvuurwerk van tegenwoordig veel van hetzelfde vuurwerk dat in 2000 het professionele vuurwerk was, naar haar aard, samenstelling en inhoud. Dit heeft de Nederlandse overheid gecreëerd en toegestaan voor en na 2000 door wetgeving vuurwerk steeds verder op te rekken.

Het is dus een absolute drogreden dat een zelfde ramp als in 2000 niet meer mogelijk is. Juist door het oprekken van die wetgeving, te doen alsof het 1.4 vuurwerk is en door het op te sluiten in een kooigaasconstructie maakt dat dit consumentenvuurwerk nog gevaarlijker is onder deze opslagcondities dan in 2000. Dan hebben we het hier nog niet over de voorwaarden waaraan bewaarplaatsen constructief aan moeten voldoen: Met gebruik van beton en steen.

Het Vuurwerkbesluit kent nog een hele reeks van drogredenen. Onder andere ook de opslag van het vermeende consumentenvuurwerk in de bufferbewaarplaatsen. In die bufferbewaarplaats mag het vermeende consumentenvuurwerk van 1.4, wat dus eigenlijk 1.3 is, worden uitgepakt en opnieuw worden ingepakt in een Pyropack. Dit is een grotere kooi. Het product wordt daarbij uit de oorspronkelijke verpakking gehaald.

Die verpakking die nu juist dus zo essentieel en bepalend was voor de oorspronkelijke classificatie wordt dus verwijderd. Want 1.3 wordt met kooi 1.4, wat zou dan vuurwerk zonder verpakking, zoals in veel gevallen tot duizenden kilo voorhanden is in bufferbewaarplaatsen, zijn? Juist, 1.1 vuurwerk omdat namelijk de geclassificeerde verpakking ontbreekt.

Daarnaast valt vuurwerk uit veiligheidsoogpunt zonder verpakking per definitie onder 1.1, waarbij grotere veiligheidsafstanden moeten worden gehanteerd. De vuurwerkbranche, en ook Dhr. Pen die hiervan blijk gaf op 28 augustus (‘uitgepakt vuurwerk kent geen classificatie’), redeneren tegen beter weten in één kant op namelijk, vuurwerk wordt met extra kooi lichter in klasse maar zonder verpakking niet zwaarder. Wie houdt hier nu wie voor de gek?

Daarnaast worden begripsbepalingen, betekenissen van het ADR, gevaarlijke stoffen, betekenissen en aanduidingen op en voor bewaarplaatsen, brand en calamiteiten, modules, hulpverleningsketen etc. slechts zeer beperkt en summier of helemaal niet omschreven. Dit is een zeer opmerkelijk gegeven en heeft klaarblijkelijk te maken met de directe verantwoordelijkheden die ergens anders liggen dan bij de ondernemer.

Ook is het kennisniveau en het inzicht op het gebied van ontplofbare stoffen en voorwerpen van de klasse 1, van beleidsmakers, vergunningverleners, handhavers, hulpverlening, vuurwerkbranche, volstrekt ontoereikend. De wet- en regelgeving, het Vuurwerkbesluit en het Memorandum 60, creëren een schijnveiligheid waardoor verantwoordelijkheden ergens anders komen te liggen dan waar ze thuis horen.

Ook het nieuwe CE, Het Europese keurmerk voor ‘consumenten’ vuurwerk, dat er aan staat te komen is een schijnvertoning die verantwoordelijkheden bij de ondernemer legt. De kwalificatieprocedure bij het CE-keurmerk is beperkt en volledig gericht op de veiligheid van de eindgebruiker en is niet gebaseerd op het hele traject van de producten in de keten. Daarnaast richt de procedure voor het CE-keurmerk zich slechts op het enkele product en wordt er geen rekening gehouden met de praktijk tijdens vervoer en in opslagsituaties, waarbij een veelvoud van deze producten bij elkaar is opgeslagen.

Dan de zogeheten classificatietesten van het product vuurwerk waarbij 3 dozen representatief zouden zijn voor een bulkopslag van welke hoeveelheid ook is volstrekt onjuist en achterhaald. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat die testen volgens VN-richtlijnen onvoldoende het werkelijke gevaar weergeven op het moment dat men grotere hoeveelheden ontplofbare stoffen en voorwerpen van de klasse 1 in een gesloten ruimte vervoert of opslaat. Zware opslagcondities zijn catastrofaal. Bij calamiteiten treden heel andere fenomenen op. Het zijn ook deze criteria die eerder naar eigen inzicht werden misbruikt om de ramp van 13 mei 2000 te verklaren in voor overheidsdiensten zou gunstig mogelijk resultaat. Daardoor blijven de feitelijke omstandigheden 13 mei 2000, van brand tot ramp, aan het daglicht onttrokken.

Ontplofbare stoffen en voorwerpen van de klasse 1 ADR zullen onder de gegeven omstandigheden, ook zoals de gemeente ze hier wil hanteren, de thans en al meer dan 20 jaar bestaande en opgerekte wet en regelgeving, het Vuurwerkbesluit, het Memorandum 60, het nieuwe CE keurmerk, een tijdbom zijn. Bij calamiteiten doen zich omstandigheden voor dan waar de gemeente hier ooit voor mogelijk kan houden. Dan hebben we het hier nog niet over de hulpverleningsketen die onvoorbereid en zonder kennis van zaken bij een dergelijke calamiteit wordt ingezet.

Als men de waarheid van Culemborg in 1991 in ogenschouw had genomen had de ramp in Enschede 2000 nooit plaats gevonden. Als men de waarheid van Enschede 2000 in ogenschouw had genomen hadden rampen in zoals Kolding 2004, waar louter vermeend 1.3 en 1.4 consumenten vuurwerk lag opgeslagen, Torakbalint 2006, Succex 2007, Lahn – Duitsland 2011, Spanje, Canada, Italië, etcetera, niet plaats gevonden en hadden we hier nu niet gestaan!

Aan deze ‘ondernemer’ luidt dan ook het devies: Laat u niet in slaap sussen, het overkwam anderen al eens!

In een nabijgelegen verleden moest de ‘Adviesraad gevaarlijke stoffen’, door de overheid zelf in het leven geroepen, opdoeken nadat deze zich zeer kritisch had uitgelaten over de wet- en regelgeving inzake ontplofbare stoffen en voorwerpen klasse 1. Eerder, 1999 en 2000, toen de commissie Blankendaal een erkenningsregeling voor het Vuurwerkbesluit ontwierp, moesten kritische personen letterlijk en figuurlijk van het toneel verdwijnen omdat zij zich in deze materie hadden verdiept, waarin uiteindelijk de verantwoordelijkheden van meer dan 20 jaar onjuist beleid op het gebied van vuurwerk bij de overheid kwam te liggen.

Hopelijk blijft mij dit voor een tweede keer bespaard.