Nieuwe aangifte van strafbare feiten vuurwerkramp
22 oktober 2021



Heden kan ik bevestigen dat ik opnieuw aangifte heb gedaan van strafbare feiten in het dossier van de vuurwerkramp. De aangifte bestaat uit circa 1.000 pagina’s en richt zich tegen 13 personen en het bestuursorgaan gemeente Enschede.

Ik doe deze aangifte van strafbare feiten nu omdat ik in de periode 2015 – 2021 in het bezit ben gekomen van honderden interne, geheimgehouden documenten van de Politie Twente, het Openbaar Ministerie, de Commissie Oosting, het ministerie van Justitie, de gemeente Enschede en de oud-eigenaar van mijn onderneming waarmee ik kan aantonen dat het onderzoek naar het ontstaan van de brand op 13 mei 2000 op ondeugdelijke en onjuiste wijze is uitgevoerd. Interne documenten van Justitie laten ook zien dat het onderzoek naar de oud-eigenaar en zijn echtgenote als potentiële verdachten van brandstichting op het terrein van mijn onderneming op 13 mei 2000 op ondeugdelijke en onjuiste wijze is uitgevoerd.

Daarom heb ik aangifte gedaan tegen verschillende personen vanwege verschillende strafbare feiten, waaronder oplichting, een ernstige verdenking tot het plegen van opzettelijke brandstichting dan wel het opdracht geven tot het plegen van opzettelijke brandstichting, het indienen van valse klachten of aangiften, het onder ede geven van valse verklaringen in een strafzaak, het plegen van valsheid in geschrifte en het manipuleren en/of vernietigen van bewijsmateriaal.

Verborgen financiële risico van de hand gedaan

Een van de belangrijkste punten daarbij is dat de oud-eigenaar bij de verkoop van de onderneming S.E. Fireworks aan mij en drie andere vennoten op 27 april 1998 en na het ontstaan van de brand op 13 mei 2000 tijdens verhoren bij de Politie Twente heeft verzwegen dat er door de gemeente Enschede een voorkeursrecht was gevestigd op de grond waarop de onderneming was gevestigd.

Ook werden tientallen cruciale details door betrokken personen verzwegen tijdens verhoren bij de Politie Twente. In de week voorafgaand aan het ontstaan van de brand ontving de oud-eigenaar in het juridische conflict tussen mijn onderneming en hem zelfs een tussenvonnis welke eveneens werd verzwegen.

Een opbrengst van ruim 2,5 miljoen gulden

Interne documenten van de Gemeente Enschede laten zien dat de oud-eigenaar zich financieel heeft willen bevoordelen via het door de gemeente Enschede gevestigde voorkeursrecht: door het dubbel incasseren van 1,2 miljoen gulden voor de onderneming enerzijds en ruim 1,25 miljoen gulden voor de grond anderzijds. De oud-eigenaar was voorafgaand aan de verkoop van de onderneming al voornemens om de grond onder de onderneming aan de gemeente Enschede te verkopen en plande zelfs vooruit om de onderneming elders onder een andere naam voort te zetten.

Er bestaat een duidelijk financieel motief voor het bewerkstelligen van een overtreding van een vergunningsvoorschrift met tot gevolg de brand. Dit blijkt onder andere uit documenten van de gemeente Enschede waarin ambtenaren noteren dat de oud-eigenaar met een nieuw bedrijf verder wilde en zodoende van de gemeente Enschede een volledige reconstructie van de aan mij verkochte onderneming wenste en die wilde voortzetten op een nieuwe locatie.

De verkoop van de grond vrij van huur

Ook doe ik in de aangifte van strafbare feiten aangifte tegen de gemeente Enschede en een gemeenteambtenaar. De gemeente Enschede gooide in de week voorafgaand aan het ontstaan van de brand in spreekwoordelijke zin olie op het vuur omdat er die week al het nodige was voorgevallen in de context van de juridische procedures tussen mijn onderneming en de oud-eigenaar: in die week werd namelijk een tussenvonnis uitgesproken dat nadelig was voor de oud-eigenaar.

Door te stellen dat het de gemeente Enschede ook niet goed uitkwam dat er nog huurders op de te verkopen grond zaten en door een extra bedrag van 535.000 gulden in het vooruitzicht te stellen op verkoop zonder last van huur, speculeerde de gemeente Enschede op het op een andere manier vrij krijgen van de grond.

De door de gemeente Enschede gestelde voorwaarde (oplevering van de grond vrij van huur) aan het bod van 12 mei 2000, een dag voor de brand, blijkt uiterst problematisch omdat zowel de oud-eigenaar als de gemeenteambtenaar op dat moment al wisten dat de grond nooit zonder last van huur zou kunnen worden opgeleverd. De gemeente Enschede deed desondanks toch een dergelijk bod omdat zij “niet met de huurders wilden blijven zitten.

De betrokken gemeenteambtenaar deed dergelijke uitspraken en prijsvoorstellen terwijl hij bekend was met het conflict en met de juridische procedures tussen mijn onderneming en de oud-eigenaar en terwijl hij bekend was met het gegeven dat mijn onderneming een beroep zou doen op het overgangsrecht om haar bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse te kunnen handhaven. Dat komt omdat de gemeente Enschede niet wilde meewerken aan het verhuizen van mijn onderneming en de gemeente Enschede daardoor ook na de aankoop van de grond met mijn onderneming als huurder zou blijven zitten.

Uit de documenten blijkt dat dat de gemeente Enschede ten koste van alles zo min mogelijk geld wilde betalen voor het aankopen van de grond voor woningbouw, dat mijn onderneming letterlijk en figuurlijk in de weg zat aan de Tollenstraat 46-50, dat de gemeente Enschede hierdoor heeft gesjoemeld met de Wet Voorkeursrecht Gemeenten en mijn verhuizingsverzoeken heeft gefrustreerd en dat de gemeente Enschede een extra bedrag van 535.000 gulden heeft gesteld op het vrij krijgen van de grond.

Onjuist en ondeugdelijk onderzoek naar verdachten van brandstichting

Ook doe ik in de aangifte van strafbare feiten aangifte tegen twee medewerkers van de Politie Twente en twee Officieren van Justitie vanwege het ondeugdelijk en onjuist onderzoeken van potentiële verdachten van brandstichting op het terrein van mijn onderneming op 13 mei 2000.

De twee betrokken Officieren van Justitie waren op de hoogte van belangrijke aanwijzingen die wezen op het door de gemeente Enschede schonen van dossiers over de verkoop van het bedrijf en over de aangevraagde verhuizing van het bedrijf, maar hielden die gegevens achter bij de rechter omdat zij alleen geïnteresseerd waren in het voorkomen van mijn vrijspraak. Bij de rechter stelden zij dat de desbetreffende gegevens “niet boven water” waren gekomen tijdens het onderzoek, maar in werkelijkheid kregen zij van rechercheurs te horen dat zij een “vreemd gat” hadden geconstateerd. Die constatering wordt tot op de dag van vandaag verzwegen.

De twee Officieren van Justitie waren bovendien op de hoogte van informatie waaruit duidelijk de betrokkenheid van personen bij opzettelijke brandstichting blijkt, maar die informatie werd eveneens verzwegen.

Nieuwe informatie beschikbaar voor onderzoek

Door de nieuwe informatie bestaat er nu een duidelijke aanleiding om opnieuw onderzoek te doen naar de oorzaak van de brand op 13 mei 2000.

Bij de aangifte van strafbare feiten heb ik een grote hoeveelheid bewijsmateriaal overhandigd waarmee een nieuw onderzoek kan worden uitgevoerd. Ik heb het Openbaar Ministerie dan ook verzocht om dit onderzoek uit te voeren.