Deze week heb ik bij het Openbaar Ministerie aangifte gedaan tegen de voormalig minister van Verkeer en Waterstaat mevr. Tineke Netelenbos en tegen de huidige minister van Infrastructuur en Waterstaat de heer Barry Madlener inzake de vuurwerkramp Enschede van 13 mei 2000.
Mij is uit nieuw verkregen bewijsmateriaal gebleken dat mevr. Tineke Netelenbos, voormalig minister van Verkeer en Waterstaat, betrokken is geweest bij het plegen van samenzwering om voor mij ontlastend bewijsmateriaal te verdoezelen. Dit in een poging om haar ministerspost te beschermen na het ontstaan van de vuurwerkramp in Enschede.
Onder verantwoordelijkheid van mevr. Netelenbos zijn er op haar departement afspraken gemaakt om specifieke informatie over het ontstaan van de vuurwerkramp en de betrokkenheid van haar ministerie bij dit ontstaan te verbergen. Dat blijkt uit het bij de aangifte bijgevoegde bewijsmateriaal.
Uit het bewijsmateriaal blijkt dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat al in 1994 is geïnformeerd over classificatieproblemen met betrekking tot vuurwerk bestemd voor het bedrijf S.E. Fireworks te Enschede. Ik nam dit bedrijf in 1998 over waarna ik onterecht werd veroordeeld voor het zogenaamd opslaan van ‘te-veel-en-te-zwaar vuurwerk’, hoofdzakelijk omdat werd gesteld dat de classificatie van het vuurwerk onjuist zou zijn en ik daarvan op de hoogte zou moeten zijn geweest.
In werkelijkheid blijkt nu dat niet ik, maar de minister van Verkeer en Waterstaat al in 1994 op de hoogte was van deze classificatieproblemen, dit aan de door mij gekochte onderneming niet kenbaar heeft gemaakt en de minister dit vervolgens verzweeg na de vuurwerkramp tijdens het strafproces waardoor ik ten onrechte werd veroordeeld teneinde haar eigen ministerspost te beschermen. Dat is waar de gemaakte afspraken over gaan.
Nu vaststaat dat de Nederlandse Staat en in het bijzonder mevr. Netelenbos en haar ministerie van Verkeer en Waterstaat betrokken zijn geweest bij dergelijke afspraken heb ik aangifte gedaan van samenzwering, het aanzetten tot valsheid in geschrifte, het plegen van misbruik van recht en het plegen van ambtsmisdrijven.
Het bijgevoegde bewijsmateriaal heb ik verkregen via juridische procedures op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). In deze procedures heeft de Staat en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zelfs getracht om zichzelf te beschermen tegen eventuele aansprakelijkheid door mijn zoon te verzoeken om een geheimhoudingsverklaring te tekenen in ruil voor inzage in het dossier. Onder punt 7 van deze geheimhoudingsverklaring staat dat mijn zoon de Staat moet vrijwaren tegen eventuele aansprakelijkstelling, voortvloeiende uit het verlenen van toegang tot de archiefbescheiden. De geheimhoudingsverklaring werd niet ondertekend en volledige inzage werd daardoor ook niet verleend.
Aangezien het desbetreffende voor mij ontlastende bewijsmateriaal waarover de afspraken zijn gemaakt nog steeds worden achtergehouden en de rechtsopvolger van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, vertegenwoordigd door de heer Barry Madlener, hierbij nog steeds betrokken is, zijn de voornoemde strafbare feiten niet verjaard weshalve ik deze week heb verzocht om over te gaan tot strafvervolging teneinde een einde te maken aan het achterhouden van dit bewijsmateriaal en de verantwoordelijken strafrechtelijk te vervolgen.