Ministeries hielden informatie over gebrekkige regelgeving achter na vuurwerkramp
7 mei 2021



Enkele dagen geleden heb ik de beschikking gekregen over documenten van verschillende ministeries, waaronder het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat (de rechtsopvolger van het toenmalige ministerie van Verkeer & Waterstaat). Hierdoor is duidelijk geworden dat ministeries voor en na aan het ontstaan van de vuurwerkramp wisten dat er in Nederland sprake was van “gebrekkige regelgeving“.

De documenten komen voort uit een een juridische procedure op basis van de WOB (Wet Openbaarheid van Bestuur) die aanving in 2018. Het besluit (2022 update: De rijksoverheid heeft de link onwerkbaar gemaakt. Zie nu besluit) werd door eiser ontvangen op 3 mei 2021.

De belangrijkste informatie op een rij

  1. Op 16 mei 2000 wordt naar aanleiding van een te verwachten “bewindsliedenoverleg” al gesproken over “de toch wat gebrekkige regelgeving“. Er moet een nieuwe wet komen om te voorkomen dat de “niet al te optimale regelgeving” twee tot drie jaar zou voortduren.

    Download PDF

  2. Op 17 mei 2000 wordt een e-mailbericht verzonden aan alle betrokken instanties. Daarin staat de tekst:

    BZK bereidt een notitie voor over de uitvoering van de Wet Openbaarheid van Bestuur op dit punt. Te verwachten is dat alle betrokken instanties een stortvloed van WOB-vragen zullen krijgen. Ieder departement moet een WOB-coördinator aanwijzen, die onderling contact zullen houden.

    Dit is in strijd met de bepalingen van de WOB omdat ministeries met deze geheime afspraak voorkomen dat onwelgevallige informatie wordt verstrekt. Het is bovendien een grove inbreuk op het recht op een eerlijk proces en een eerlijke rechtsgang. * BZK = Ministerie van Binnenlandse Zaken.

    Maar het wordt nóg erger.. Het e-mailbericht vervolgt met de tekst:

    In de komende tijd zijn veel onthullingen en quasi-onthullingen te verwachten. Het is belangrijk hierop zo adequaat en snel mogelijk te reageren. Inzake échte onthullingen (onaangenaamheden) kan alleen openheid soelaas bieden: meld wat je weet, en meld wat je (nog) niet weet.

    Download PDF

  3. Op 25 mei 2000 erkennen ambtenaren van het ministerie V&W dat:

    Het is onverantwoord om op basis van onze juridische verouderde regelgeving vergunningverlening voor bezigen en aflevering nog zo lang door te gaan.” Deze verouderde regelgeving stamt uit 1979.

    Download PDF

  4. Op 23 juni 2000, een kleine maand na de vuurwerkramp in Enschede, wist het Ministerie V&W al dat er een groot probleem is omtrent vergunningverlening in Nederland:

    De classificatiecodes zoals vermeld in klasse 1 van het ADR en IMDG Code zijn gerelateerd aan het transport en staan in sterke relatie met de te bezigen verpakking! Het mag duidelijk zijn dat de verwijzing naar classificatiescodes in vergunningen niet correct is. Sterker nog; omdat de verpakking veelal ontbreekt of de samenstelling van het vuurwerk wijzigt (aanbrengen van ontstekers e.d.) verandert de gevaarzetting.

    Eveneens bevestigt het ministerie dat de afzender verantwoordelijk is voor het bepalen van de classificatiecode en dus niet het bedrijf:

    Vuurwerkimporteur bestelt vuurwerk in China. Hij geeft daarbij aan de specificaties van het vuurwerk dat hij wenst te ontvangen en maakt afspraken over kwantiteiten per verpakking. Op grond daarvan kan duidelijk gemaakt worden dat het gaat om professioneel vuurwerk c.q. consumentenvuurwerk. Indien er sprake is van consumentenvuurwerk dient dit te voldoen aan de daarvoor gestelde eisen. (explosieve massa, Nederlandse omschrijving gebruik etc.) en moet het daartoe zijn toegelaten. De fabrikant in China (veelal handmatige produktie) draagt zorg dat de specificaties worden nageleefd en verpakt het in een UN-goedgekeurde verpakking conform een EP-norm. Het vuurwerk tezamen met de verpakking kan leiden tot een classificatiecode (subklasse + compatibiliteitsgroep) in de klasse 1 en tot een geclassificeerd produkt (UN-nummer). In dit geval is de zorg voor de juiste verpakking en toepassing van de classificatievoorschriften de zorg van de fabrikant. Indien de samenstelling van het vuurwerk significant (??) afwijkt van een bestaande classificatie dienen de testen en criteria van het “manual” te worden doorlopen teneinde te komen tot een classificatie. De testende autoriteit in het land van herkomst (China) is dan bepalend.

    Download PDF

  5. Op 30 juni 2000, een kleine maand na de vuurwerkramp in Enschede, gaven TNO, het ministerie V&W en de Rijksverkeersinspectie intern al toe dat professioneel vuurwerk:

    zeer divers is en op geen enkele wijze kan worden herkend als zijnde behorend bij een classificatiecode.“.

    Eveneens stellen zij dat:

    De mogelijkheden om de naleving van de classificatievoorschriften te controleren beperkt zijn. Niet omdat de voorschriften niet duidelijk zijn, maar omdat een dergelijke controle zeer technisch en wetenschappelijk is en gepaard gaat met zeer hoge kosten

    Dit is van belang omdat ik onterecht ben veroordeeld met de argumentatie dat ik als zogenoemde ‘beziger’, dus iemand die met vuurwerk werkt, kennis had moeten hebben waarmee ik zou kunnen beoordelen dat het door mijn onderneming opgeslagen vuurwerk een verkeerde classificatiecode zou hebben. De betrokken partijen weten dus al een maand na de vuurwerkramp in Enschede dat die argumentatie niet klopt. Desondanks hielden zij zich stil en hielden zij deze gegevens achter in mijn strafzaak.

    TNO werkte vervolgens gewoonweg mee aan mijn veroordeling door het vervaardigen van rapportages waarin werd gesteld dat “te-veel-en-te-zwaar” vuurwerk was opgeslagen op basis van een berekening op de ‘krater’ die in werkelijkheid een verzakking is door de zwakke fundering van de voormalige kolenopslag.

    Download PDF

  6. Op 19 september 2000 erkennen ambtenaren van het ministerie V&W dat:

    Brief TNO + Culemborg bevatten geen nieuwe feiten. De kern is: er is al in vroeger jaren gemeld dat er problemen zijn met in het bijzonder de classificatie. Echter, de toenmalige inschatting van het risico daarvan was niet zodanig dat er meer gedaan moest worden dan toen gedaan is.

    Eveneens stellen zij dat er aanleiding is voor onderzoek in China omdat de overheid hier in Nederland ‘een probleem heeft’:

    Doel: verzamelen van informatie over gang van zaken in China, over werkwijze, over besluitvorming aldaar. Niet derhalve het in de beklaagdenbank zetten van, maar het verzamelen van info + het bezien waar mogelijke wegen tot verbetering liggen (Openingszin: “wij hebben een probleem“.)

    Download PDF

  7. Op 17 november 2000 erkennen ambtenaren van het ministerie V&W dat de classificatiecodes voor transport worden gebruikt voor het bepalen van de opslagcapaciteit en dat dit niet juist is:

    V&W een afgeleide verantwoordelijkheid heeft daar waar het gaat om de classificatiecode bij het vervoer, waarvan op dit moment ook kan worden verondersteld dat deze codes dienen als basis voor de opslagcapaciteiten bij de vergunninghouders.

    (..)

    Omdat er nog steeds wordt uitgegaan van het feit dat de classificatie van het vuurwerk (onterechte indeling in 1.4S of de detonatieve effectkansen van 1.3) een belangrijke rol kan hebben gespeeld bij de ramp in Enschede, en gelet op het rapport van TNO, een belangrijke rol heeft gespeeld bij de ramp in Culemborg, kan een (tijdelijke vooruitlopende) reactie van V&W niet uitblijven.

    (..)

    BZK heeft in een brief aan Brandweer en Gemeenten aangegeven dat de classificatie in veel (lees: alle) gevallen niet klopt
    .”

    Download PDF

  8. Een ongedateerde notitie bevat een vergelijking met omliggende buurlanden. Daarin staat de conclusie:

    Op basis van de onderzochte landen kan gesteld worden dat die het aanzienlijk strenger geregeld hebben dan Nederland. Heel opmerkelijk is, dat dit in de internationale vergaderingen nooit als zodanig aan de orde is gesteld. De meeste (onderzocht) landen hebben hun eigen regels als het gaat over explosieven. Een andere conclusie is, dat het hele systeem gebaseerd is op alle explosieve stoffen en niet alleen op vuurwerk. Bij diverse gelegenheden werd ons wel duidelijk dat er bij explosieve stoffen wel meer gekke dingen zitten. Bijvoorbeeld de indeling van noodsignalen, die in de VS doodleuk als 4.1 (brandbare vaste stof !) wordt ingedeeld, maar elders als 1.1G !! Het is van belang op te merken, dat Nederland geen specifieke dienst heeft, die dergelijke zaken beoordeelt. Ook de commissie Oosting komt overigens niet met deze aanbeveling.

    Download PDF

  9. Op 20 juni 2001 stuurt het ministerie V&W vervolgens aan 48 betrokken (overheids)instanties een brief waarin staat:

    Gebleken is dat bij vuurwerk mogelijke onjuistheden in de classificatie kunnen optreden. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is op dit moment bezig om in (inter)nationaal verband te komen tot een aanpassing van het classificatiesysteem, met als doel de effectiviteit van controles op de juistheid van de classificatie te verhogen.

    Advies

    Tijdens vervoer, bij opslag en bij tijdelijke opslag tijdens vervoer en bij andere handelingen met vuurwerk moet rekening gehouden worden met mogelijke onjuiste classificatie. Ik adviseer u daarom om alle vuurwerk, ongeacht de classificatie, te behandelen als zijnde van subklasse 1.1. Gezien het internationale karakter van het vervoer van vuurwerk, ligt het niet in de bedoeling om de vermelde classificatie op vervoersdocumenten daadwerkelijk aan te passen, of bijvoorbeeld de etikettering of het gebruik van verpakkingen te wijzigen.


    Download PDF

De problematiek met classificatiecodes en het onjuiste Nederlandse beleid

In deze juridische procedure heeft het ministerie van V&W er alles aan gedaan om voor hen belastende (en voor mij ontlastende) documenten achter te houden. Op 24 februari 2021 heeft de Raad van State geoordeeld dat het achterhouden van deze documenten onterecht was. Een voorbeeld:



Deze documenten zijn voor mij ontlastend omdat hieruit duidelijk blijkt dat het door mijn onderneming opgeslagen vuurwerk door de afzender (vuurwerkfabrikanten uit China) is geclassificeerd. Met het verborgen houden van de desbetreffende gele passages werd onterecht de indruk gewekt dat mijn onderneming daar verantwoordelijk voor zou zijn. Ook uit de verdere vrijgegeven stukken blijkt dat de classificatiecode van het vuurwerk door de afzender wordt bepaald (internationale verdragen) en dat die classificatiecode bepalend en leidend is in het daaropvolgende traject van transport tot en met opslag naar/in Nederland.

Met andere woorden: niet mag worden afgeweken van de classificatiecode die het exporterende land (China) heeft gegeven. In Nederland zit uiteindelijk het probleem dat de opslagcapaciteiten van vergunninghouders is gekoppeld aan de (transport!)classificatiecode die in China wordt bepaald, waar het vuurwerkbedrijf in Nederland dus niets mee van doen had. Dat is derhalve het door de Nederlandse overheid gecreëerde onjuiste beleid.

De resterende vraag is of het vuurwerk daadwerkelijk onjuist geclassificeerd is. Dit omdat ook de omgeving waarin het vuurwerk hier in Nederland wordt opgeslagen (beton, steen en staal; oftewel zonder drukontlasting en plofdak), een groot effect zal hebben op de juistheid van de classificatie van het vuurwerk. Dit omdat voor de classificatie hier in Nederland strikt gekeken wordt naar de definitie van de classificatiecode: explodeert het? dan is het volgens de overheid per definitie altijd 1.1 massa-explosief, terwijl de omgeving (dus drukopbouw in een afgesloten ruimte) zeker ook zal meespelen bij het uiteindelijke effect bij een calamiteit en zal de classificatiecode, die oorspronkelijk bedoeld was voor transport, daardoor te allen tijden onbetrouwbaar (oftewel onjuist in de ogen van de overheid) blijven. Dat probleem bestaat tot op de dag van vandaag. Het ministerie V&W benoemt dit probleem slechts zijdelings met de term “confinement“, letterlijk vertaald “opsluiting“. Dit gegeven was na de ramp in Culemborg op 14 februari 1991 al bekend.

De conclusie is dan ook dat, omdat de Nederlandse overheid halsstarrig vasthoudt aan de definitie van de classificatiecode en er bij de vuurwerkramp in Enschede ook een explosie voltrok, men dus per definitie tot de (onjuiste) veronderstelling komt dat het vuurwerk van mijn onderneming derhalve een foutieve classificatiecode heeft. De overheid stelt vervolgens gewoonweg dat al het vuurwerk dat in Nederland voorhanden is, ineens een foutieve classificatie heeft (zie bovenstaande punten 4, 5, 6 en 7), en daaruit blijkt duidelijk dat de redenatie van de overheid niet klopt. Dit is de basis van mijn onterechte veroordeling en de bovengenoemde punten tasten die veroordeling dermate aan dat, ware de rechter daarmee bekend geweest, hij tot een andere uitspraak zou zijn gekomen die tot vrijspraak zou hebben geleid.