25 jaar na de vuurwerkramp publiceer ik vandaag informatie die geheim werd gehouden door de overheid in de onderzoeken naar het ontstaan van de brand en de escalatie tot ramp. Ook na zoveel jaren hebben slachtoffers en nabestaanden recht op de waarheid.
Het Openbaar Ministerie en de Politie Twente hebben de oorzaak van de brand en de escalatie tot ramp bewust in de doofpot gestopt. Er werden miljoenen verdiend door de brand op 13 mei 2000. De werkelijke daders lopen tot op de dag van vandaag nog steeds vrij rond.
Inhoudsopgave
- Wat er vooraf ging aan de brand
- Deal over verkoop van grond onder het bedrijf S.E. Fireworks geheim gehouden
- De verdwenen dossiers
- Er moest een brandstichter komen
- Meest waarschijnlijk scenario: bedrijfsongeval
- De uitbreiding van brand naar ramp
- Geheimgehouden brandweerverklaringen
- Regionaal commandant van dienst brandweer Twente
- Advisering brandweer Enschede aan S.E. Fireworks
- Vuurstorm door onjuiste brandweerinzet
- ‘Te-veel-en-te-zwaar’ vuurwerk onterecht
- De ‘krater’ in centrale bewaarplaats C11 is geen ‘krater’ maar een verzakking door zwakke fundering van oude kolenopslagplaats
- Officiële onderzoeksrapportages vuurwerkramp onverdedigbaar
- Wet en regelgeving vuurwerk rond 2000
- Adviesraad Gevaarlijke Stoffen
- Tienduizenden documenten worden nog steeds geheimgehouden
- Belangrijke feiten 13 mei 2000
- Conclusie
Wat er vooraf ging aan de brand
Op het moment van de ramp was er sprake van een hooglopend en verregaand conflict tussen de oud-eigenaar SMALLENBROEK en de nieuwe eigenaren van S.E. Fireworks. De oud-eigenaar dwarsboomde op alle mogelijke manieren de bedrijfsvoering van het door hem verkochte bedrijf en hierover liep een bodemprocedure die kort na de ramp zou gaan dienen. De oud-eigenaar SMALLENBROEK zou hierin het onderspit delven.

Onderschrift: Het onderliggende dossier waaruit de motieven voor brandstichting blijken zijn nooit door het Openbaar Ministerie in beslag genomen. Het Openbaar Ministerie wilde er niets van weten. Het motief van de oud-eigenaar SMALLENBROEK werd niet onderzocht.
S.E. Fireworks tussen overname en ramp (1998 – 2000)
S. E. Fireworks werknemers BAKKER en PATER, namen op 27 april 1998 het bedrijf over van de vorige eigenaar Harm SMALLENBROEK. Het bedrijf heette voortaan S.E. Fireworks V.o.f. Vooral BAKKER ijverde zich voor stroomlijning van het bedrijf, waarbij illegale handelingen van zijn voorganger gestopt werden.
- Veiligheidsmaatregelen: hang- en sluitwerk, brandblussercontract, scholing werknemers en clean-desk policy op het terrein.
- Administratie werd op orde gebracht en BAKKER gaf zich aan bij de belastingdienst en betaalde een naheffing over niet opgegeven inkomsten uit periode SMALLENBROEK.
- Opleving bedrijf, spraakmakende opdrachten, sterk toenemende omzet en winst.
Hooglopend en verregaand conflict met oud-eigenaar SMALLENBROEK
Op het moment van de ramp was er sprake van een hooglopend en verregaand conflict tussen de oud-eigenaar SMALLENBROEK en de nieuwe eigenaren van S.E. Fireworks. De oud-eigenaar SMALLENBROEK dwarsboomde op alle mogelijke manieren de bedrijfsvoering van het door hem verkochte bedrijf en hierover liep een bodemprocedure die kort na de ramp zou gaan dienen. De oud-eigenaar zou hierin het onderspit delven.
Het onderliggende dossier waaruit de motieven voor brandstichting van de oud-eigenaar blijken zijn nooit door het Openbaar Ministerie in beslag laten nemen. Het motief van de oud-eigenaar SMALLENBROEK werd niet onderzocht.
SMALLENBROEK beweerde tijdens zijn eerste verhoor bij het Tolteam (14 mei 2000 om 18u06m) dat hij de kortgedingprocedure tegen BAKKER/PATER had gewonnen.
Het Openbaar Ministerie en Tolteam maakte bewust melding van het feit dat SMALLENBROEK een procedure was begonnen en dat hij die gewonnen had. Dit terwijl het feitelijk andersom is geweest. Zie de uitspraak van het kort geding 1999 hieronder.
Aanvang bodemprocedure tegen oud-eigenaar SMALLENBROEK
Twee weken vóór de vuurwerkramp, besluit S.E. Fireworks V.o.f. een bodemprocedure op te starten tegen oud-eigenaar SMALLENBROEK en zijn bedrijven. In de dagen naar de aanloop van 13 mei 2000 kwam er bericht van de rechtbank te Almelo dat de eerste zitting in die bodemprocedure op 5 juni plaats zou vinden.
In een eerdere uitspraak in kort geding (september 1999) kwam al ter sprake dat:
“Naar oordeel van de President zijn er aanwijzingen dat het concurrentiebeding opgenomen in de overeenkomst van de overdracht van de onderneming door één of méér gedaagden is overtreden. Hierover zal echter meer zekerheid moeten worden verkregen alvorens kan worden gesteld of er boetes zijn verbeurd. Dat er thans al boetes zijn verbeurd tot een totaalbedrag als door S.E. Fireworks VOF gesteld, staat niet vast en is evenmin gelet op het daarvoor benodigde bewijs op eenvoudige wijze vast te stellen. De President concludeert dan ook dat de vordering van betaling van de reeds verbeurde boetes zich niet leent voor een uitspraak in kort geding en daarvoor veeleer de weg van een bodemprocedure openstaat. De vordering wordt derhalve afgewezen.”
Naast informatie en documenten van S.E. Fireworks-eigenaar BAKKER, o.a. afkomstig van de externe accountant, klanten, leveranciers en de bank van S.E. Fireworks, vormt een belangrijke bron voor bodemprocedure het dossier van advocaat mr. KROEP, die kort voor de ramp voor S.E. Fireworks de bodemprocedure aanhangig maakte bij de rechtbank Almelo die was aanspannen tegen oud-eigenaar SMALLENBROEK.
Dit dossier is, ondanks aandringen van BAKKER, nooit door het Openbaar Ministerie en Politie Twente in beslag genomen bij de advocaat.
Deze motieven van SMALLENBROEK zijn niet onderzocht door Tolteam en Openbaar Ministerie, want dat zou kennelijk zowel de vervolging van de nieuwe eigenaren compliceren, als de Gemeente Enschede en bureau MILAN en Ministeries in beeld brengen. Dit wegens nalatigheid in de vergunningverlening, de regularisatie van de vergunning situatie kort voor de vestiging van het gemeentelijk voorkeursrecht en het door de Gemeente Enschede laten prevaleren van economische motieven boven veiligheid bij de beslissing om het verzoek van S.E. Fireworks af te wijzen, waarin S.E. Fireworks VOF vroeg om naar een terrein buiten de stad te mogen verhuizen.
De bodemprocedure en het dossier advocaat mr. KROEP
In de dossiers van de bodemprocedure staan alle argumenten en onderbouwing vermeld waarop de door S.E. Fireworks V.o.f. tegen oud-eigenaar SMALLENBROEK aangespannen bodemprocedure was gebaseerd. Het ging hierbij om een groot aantal handelingen die erop gericht waren om het zojuist verkochte bedrijf ten gronde te richten tot aan dag van de brand op 13 mei 2000.
Een korte opsomming:
- De registratie van SMALLENBROEK als deskundige bij een concurrerend vuurwerkbedrijf in strijd met het concurrentiebeding.
- De exploitatie van een drietal vuurwerkbedrijven door hem en zijn echtgenote in strijd met het concurrentiebeding.
- Het vertegenwoordigen in Nederland van een buitenlands vuurwerkbedrijf in strijd met het concurrentiebeding.
- Een schade van hfl. 103.221,- bij S.E. Fireworks vof als gevolg van het offreren door SMALLENBROEK bij bestaande klanten van S.E. Fireworks in strijd met het concurrentiebeding.
- Het uitbrengen van offertes voor het verzorgen van vuurwerk bij grote evenementen in strijd met het concurrentiebeding.
- Pogingen om de vertegenwoordiging te krijgen in Nederland voor Chinese leveranciers van vuurwerk van S.E. Fireworks V.o.f.
- Bezoeken aan vuurwerkbeurs en uitnodigen van een vaste leverancier van S.E. Fireworks V.o.f.
- Pogingen door SMALLENBROEK om S.E. Fireworks V.o.f. bezigingsvergunningen over te nemen bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Sabotage van S.E. Fireworks V.o.f. door oud-eigenaar SMALLENBROEK
Een korte opsomming:
- Het onrechtmatig opeisen van de achtergestelde lening.
- Het overschrijven op eigen naam van de licentie van het boekhoudpakket van S.E.Fireworks op het moment van de jaarafsluiting.
- Poging tot het doen intrekken van een banklening door de bank van S.E. Fireworks.
- SMALLENBROEK torpedeert de kredietfaciliteit van S.E. Fireworks bij een aantal vuurwerkleveranciers in China.
- SMALLENBROEK pakt klanten van S.E. Fireworks af in de VS en in Duitsland.
- Poging SMALLENBROEK tot binden Chinese leverancier S.E. Fireworks aan hemzelf.
- Uitnodigen S.E. Fireworks-klanten voor bezoek aan beursstand van concurrent.
- Misbruiken van de opzegging door S.E. Fireworks van de overeenkomsten met SMALLENBROEK als argument om de achtergestelde lening op te eisen.
De oud-eigenaar SMALLENBROEK saboteerde op grote schaal, systematisch en op grove wijze het door hem verkochte bedrijf:
- Stelen licentiecontract boekhoudpakket op moment van jaarafsluiting.
- Overtuigen ABN-bank om bedrijfslening aan S.E. Fireworks eerder op te eisen.
- Bewerken Chinese leveranciers zodat zij geen krediet meer geven aan S.E. Fireworks.
- Het afnemen van S.E. Fireworks-klanten in de Verenigde Staten en in Duitsland.
- Overtuigen Chinese leveranciers om i.p.v. aan S.E. Fireworks aan hem te leveren.
- Uitnodigen van alle klanten van S.E. Fireworks op de beursstand van een aan hem gelieerd concurrerend bedrijf op een vuurwerkbeurs in Duitsland.
- Gebruik van de naam Fireworks en uitbrengen van offertes aan klanten, in strijd met het contractueel overeengekomen anti-concurrentiebeding.
- Na opzegging door S.E. Fireworks v.o.f. van de management- en provisieovereenkomsten met de oud-eigenaar, eiste deze de bij hem lopende achterstelde lening op om S.E. Fireworks failliet te laten verklaren.
- Verzoek aan ministerie VCW tot overzetten bezigingsvergunning op zijn naam
Hiermee is aangetoond dat oud-eigenaar SMALLENBROEK het door hem verkochte bedrijf S.E. Fireworks B.V., sindsdien door BAKKER en PATER gevoerd als S.E. Fireworks v.o.f., koste wat kost wilde vernietigen. Dit is een motief voor het doen of laten plegen van brandstichting bij S.E. Fireworks.
Bron: Reviewrapport strafvervolging vuurwerkramp Enschede
Voorgeschiedenis bedreigend voor de overheid
De Politie Twente, het Openbaar Ministerie en de Commissie Oosting hebben doelbewust de onderstaande aspecten links laten liggen:
- Dat deze oud-eigenaar jarenlang (1993-1997), met medeweten van de gemeente, zonder milieuvergunning zijn zwaar vuurwerkbedrijf heeft uitgeoefend in een woonwijk gelegen.
- Dat de gemeente kort voor het verwerven van het voorkeursrecht de gedoogsituatie zonder vergunning heeft geregulariseerd.
- Dat de gemeente (kennelijk) verzuimd heeft de registratieplicht na te leven die hoort bij het voorkeursrecht op de grond waarop S.E. Fireworks is gevestigd.
- Dat deze oud-eigenaar zijn bedrijf verkocht aan de nieuwe eigenaren zonder vermelding van de belasting van de grond met een voorkeursrecht van de gemeente, waardoor het waarschijnlijk was dat het bedrijf binnen afzienbare tijd van het terrein moest verdwijnen zonder dat de kopers dit wisten.
- Dat deze oud-eigenaar achter de rug van S.E. Fireworks om onderhandelingen voerde met de Gemeente Enschede over de verkoop van zijn grond aan de gemeente en daarom een financieel motief had om het bedrijf S.E. Fireworks VOF te laten verdwijnen van zijn grond.
- Dat de oud-eigenaar jarenlang aan gemeenteambtenaren gratis vuurwerk verstrekte.
- Dat deze oud-eigenaar een groot aantal onwelvoeglijke acties heeft uitgevoerd tegen het bedrijf S.E. Fireworks en de nieuwe directie, dat daarover een bodemprocedure was aangespannen tegen hem en dat de kortgedingrechter al had aangegeven dat de oud- eigenaar dit zou gaan verliezen. De eerste zitting daarvan zou plaatsvinden kort na de ramp. Ook dit levert een sterk motief op voor aanzetten tot brandstichting.
Aan geen van deze zaken heeft het Openbaar Ministerie, evenals de Commissie Oosting, enige aandacht willen schenken want dat zou het van te voren uitgestippelde traject van een veroordeling van S.E. Fireworks voor schuld aan de ramp doorkruisen.
Ook zou een strafrechtelijk traject opnieuw de aandacht vestigen op de mankerende regelgeving in Nederland. Zolang het Openbaar Ministerie zich maar beperkte tot de handelingen van de nieuwe eigenaren van S.E. Fireworks V.o.f. van na de datum van overname, kon de schuld eenvoudig aan dit handelen worden toegeschreven: het ‘Te-veel-en-te-zwaar’ adagio dat zogenaamd alles zou verklaren.
Het Openbaar Ministerie heeft de dossiers over de bodemprocedure tegen oud-eigenaar Harm SMALLENBROEK voor de rechterlijke macht en verdediging achtergehouden omdat ze volgens het Openbaar Ministerie geen relevantie hadden voor de strafzaak tegen S.E. Fireworks V.o.f. In werkelijkheid zijn het juist deze dossiers die het ontstaan van de brand die escaleerde tot de vuurwerkramp verklaren.
Het succes dat S.E. Fireworks V.o.f. behaalde in de periode 27 april 1998 – 12 mei 2000 was ze niet gegund. Het werd 13 mei 2000. Omdat het Openbaar Ministerie nooit serieus en gedegen onderzoek heeft gedaan naar het bovenstaande, maak ik diverse gerelateerde dossiers en documenten nu openbaar.
Deal over verkoop van grond onder het bedrijf S.E. Fireworks geheim gehouden
De Gemeente Enschede en oud-eigenaar SMALLENBROEK hebben essentiële informatie over een geheime deal over de verkoop van de grond onder de onderneming S.E. Fireworks V.o.f. geheim gehouden.
De betrokken partijen verzwegen dat er op 12 mei 2000, een dag voor het ontstaan van de brand op 13 mei 2000, 535.000 gulden extra is geboden met de voorwaarde dat de te verkopen grond vrij van huur (dus vrij van S.E. Fireworks V.o.f.) moest worden opgeleverd. De Gemeente Enschede deed dit bod terwijl het wist dat er geen juridische grondslag was om deze grond vrij van huur te kunnen opleveren aan de Gemeente Enschede. De Gemeente Enschede wist dit omdat het van SMALLENBROEK in 1999 een kopie van de huurovereenkomst had verkregen en juristen onderzoek had laten doen om een hiaat te vinden waarmee de huurder S.E. Fireworks V.o.f. van het perceel kon worden gedwongen. Die hiaten waren er niet.
De Gemeente Enschede zette op 12 mei 2000 dus in principe 535.000 gulden in op het laten verdwijnen van S.E. Fireworks. Nog geen 24 uur later breekt er brand uit en na de escalatie tot de vuurwerkramp wordt door deze partijen gesteld dat de huurder is vertrokken en de huurovereenkomst zou zijn opgezegd. Hieruit blijkt duidelijk waarom de brand is ontstaan: S.E. Fireworks V.o.f. stond letterlijk en figuurlijk miljoenenwinst voor beide partijen in de weg en op 13 mei 2000 werd dit opgelost.



Onderschrift: Te zien is hoe cruciale informatie van 12 mei 2000 en 15 mei 2000 niet wordt overhandigd tijdens het onderzoek in 2000 en hoe de wél overhandigde documenten door verdachten is gemanipuleerd wanneer dit wordt vergeleken met het in 2022 verkregen originele document.
In het hoofdstuk hieronder valt te zien hoe de dossiers waaruit deze documenten komen zijn verdonkeremaand door het Openbaar Ministerie.
Oud-eigenaar Harm SMALLENBROEK heeft met medeweten van de Gemeente Enschede aan zijn oud-medewerkers BAKKER en PATER een bedrijf verkocht waarvan hij op dat moment al wist (in ieder geval sinds 5 juni 1997) dat het bedrijf binnenkort niet meer geëxploiteerd zou kunnen worden op de huidige locatie aan de Tollensstraat.
SMALLENBROEK was reeds van plan de grond aan de Gemeente Enschede te verkopen, gezien het door de Gemeente Enschede gevestigde voorkeursrecht op het perceel Tollensstraat d.d. 5 juni 1997. Dit werd niet gemeld bij de verkoop van het bedrijf. Het zou een miljoenenwinst opleveren.
Chronologie gronddeal 13 mei 2000
Vanaf 1 oktober 1998 is B. RIP gedetacheerd vanuit adviesbureau Oranjewoud bij de Gemeente Enschede als verwerver plangebied Groot-Roombeek. Alle kavels in project Groot Roombeek moesten worden verworven voor de gemeente. RIP stond daarbij onder controle van de grondeconoom van het grondbedrijf van de Gemeente Enschede. De grondeconoom moest alle transacties van RIP beoordelen, waarna ze ter goedkeuring werden voorgelegd aan B&W. De grondeconomen die achtereenvolgens deze positie innamen waren:
- De heer G. Wolbrink (begin 1999).
- De heer P. Stevens (rest van 1999).
- De heer W. van Tilburg (begin 2000).
- Mevrouw van Kerkemeyer (vanaf juli 2000).
Dit betekent dat de controlerende functie op het handelen van de heer RIP, een extern ingevlogen deskundige, nooit is vervuld door een in de functie gegroeide ervaren persoon. In de praktijk betekent dit dat RIP vrijwel de vrije hand had in het doen van transactievoorstellen. Het college van B&W, vertrouwende op de interne deskundigheid en controle van het ambtelijk apparaat, zal niet meer dan een stempelfunctie hebben gehad.
Het Hoofd Grondbedrijf was tot 1 januari 2000 G. Verkerk. Vanaf 1 januari 2000 werd die functie vervuld door R. Jelenieuwski.
Dhr. RIP doet na de vuurwerkramp een aantal opmerkelijke uitspraken in verklaringen bij de politie en bij de rechtbank Almelo en Den Haag m.b.t. oud-eigenaar en grondeigenaar Harm SMALLENBROEK die niet juist zijn gebleken. Zo verklaart hij dat de gemeente pas begin 1999 is begonnen met acties richting de heer SMALLENBROEK om hem uit te kopen van de grond waarop zich het, door hem aan BAKKER verhuurde, S.E. Fireworks-terrein zich bevond. RIP stelt dat het project Groot Roombeek pas vanaf 1 oktober 1998 in uitvoering is genomen. Pas daarna zou contact zijn opgenomen met SMALLENBROEK over de verkoop van zijn grond aan de gemeente. De planning voor de gemeente zou zijn geweest om SE Fireworks in 2002 te verplaatsen.
RIP verklaart dat SMALLENBROEK vóór die tijd niet wist dat zijn grond bestemd was om naar de gemeente te gaan. SMALLENBROEK kan volgens RIP alleen het vermoeden hebben gehad dat hij op den duur weg moest uit Roombeek uit de wijziging van het bestemmingsplan. De werkelijkheid is anders:
Op 22 april 1997 krijgt SMALLENBROEK een alles omvattende nieuwe milieuvergunning. De Gemeente Enschede heeft dan SMALLENBROEK kunstvuurwerkbedrijf en S..E Fireworks B.V. (vorige eigenaar), na de afschaffing van de hinderwet 1991, zeker 6 jaar zonder vergunning laten functioneren. Amper zes weken hierna, dus 5 juni 1997, stuurt de Gemeente Enschede een brief naar SMALLENBROEK met de mededeling dat de Gemeente Enschede zich een voorkeursrecht heeft verworven op de percelen van SMALLENBROEK. De Gemeente Enschede heeft recht hiermee recht op eerste koop van het perceel. Door deze aankondiging weet de grondeigenaar dat de Gemeente Enschede de grond wil gaan aankopen. Oud-eigenaar Harm SMALLENBROEK is dus vanaf 5 juni 1997 op de hoogte en niet ‘pas begin 1999’, zoals RIP stelde.
Vanaf 1 mei 2000 is de heer B. RIP coördinator verwerving en beheer Bouw- en Milieudienst van de Gemeente Enschede.
Het college B&W heeft op 10 juli 2000 de gemeenteraad een nota toegezegd waarin de feitelijke gang van zaken met name rond de vergunningverlening en handhaving ten aanzien van S.E. Fireworks zo nauwkeurig mogelijk in beeld wordt gebracht. Het COT Universiteit Leiden is verzocht deze notitie op te stellen.
De nota en bijlagen van dat feitenoverzicht vergunningverlening S.E. Fireworks vanaf 1975 tot mei 2000 is gebaseerd op door de gemeente – met name de Bouw- en Milieudienst – aangeleverde stukken uit verschillende archieven. Het betreft zowel gemeentelijke stukken als stukken van de provincie Overijssel en van verschillende ministeries.
Echter: de vergunningloze periode van SMALLENBROEK (1991 tot 22 april 1997) en het verworven voorkeursrecht door de Gemeente Enschede (5 juni 1997) zijn in de doofpot verdwenen en bij geen enkele onderzoeksinstantie op tafel gekomen.
SMALLENBROEK heeft met medeweten van de Gemeente Enschede aan zijn oud-medewerkers BAKKER en PATER een bedrijf verkocht waarvan hij op dat moment al wist dat het bedrijf binnenkort niet meer geëxploiteerd zou kunnen worden op de huidige locatie. SMALLENBROEK was reeds van plan de grond aan de Gemeente Enschede te verkopen gezien het gevestigde voorkeursrecht op perceel Tollenstraat, verworven door de Gemeente Enschede. Dit vanwege de gewijzigde bestemmingsplannen van de gemeente die het bedrijfsterrein wilde veranderen in woongebied.
Reeds in juni 1997 schreef de Gemeente Enschede aan SMALLENBROEK dat de gemeente bij verkoop van de grond een voorkeursrecht had gevestigd. Beiden, SMALLENBROEK en de Gemeente Enschede speculeerde op het feit dat het toen slechtlopende bedrijf, onder auspiciën van SMALLENBROEK , ten gronde zou gaan na de overname op 27 april 1998 en dat SMALLENBROEK daarmee de door BAKKER en PATER geïnvesteerde zes ton zou kunnen innen. Bij mislukking was immers bepaald dat het bedrijf terug zou vallen aan SMALLENBROEK . Dat SMALLENBROEK al in een vroeg stadium wist dat zijn bedrijf moest verdwijnen van de locatie aan de Tollensstraat blijkt ook uit de getuigenverklaring van gemeenteambtenaar MEIJERINK afgelegd op 5 oktober 2001 bij de rechtbank Almelo. SMALLENBROEK en de Gemeente Enschede overlegden al reeds ver voor de overname door BAKKER en PATER op 27 april 1998.
SMALLENBROEK ondertekende op 27 april 1998 een koop- en verkoopovereenkomst met het latere S.E. Fireworks v.o.f. waarvan hij wist dat deze belast zou zijn door de overeenkomst (betreffende de vestigingsgrond van het bedrijf) met de Gemeente Enschede, waarbij SMALLENBROEK het voorkeursrecht van de gemeente dient na te komen op het moment dat de grond voor verkoop wordt aangeboden. SMALLENBROEK en ook de behandelend notaris (Hoving notarissen, huisnotaris en advocaat van de Gemeente Enschede) heeft niet gemeld dat er een voorkeursrecht was gevestigd. Beiden partijen waren uit op winstbejag.
De Gemeente Enschede biedt uiteindelijk op 12 mei 2000 535.000 gulden extra voor de grond, maar wél met de voorwaarde dat de huurder dan van de grond moet zijn vertrokken. De grond moet vrij van huur worden opgeleverd.
Inmiddels was S.E. Fireworks V.o.f. in de periode 27 april 1998 – 12 mei 2000 uitgegroeid tot een zeer succesvol bedrijf met wereldwijde aspiraties, hetgeen een doorn in het oog was van SMALLENBROEK en de Gemeente Enschede.
Het bedrijf S.E. Fireworks V.o.f. was het succes niet gegund. Het werd 13 mei 2000.
Op 15 mei 2000 belt de zaakswaarnemer van SMALLENBROEK met de Gemeente Enschede. Hij zegt “de huurders hebben opgezegd” en hij gaat akkoord met het bod. In werkelijkheid had de advocaat van S.E. Fireworks V.o.f. alleen gemeld dat het verhuurde verloren is gegaan en er daarom geen betalingsverplichting meer kan bestaan o.g.v. 7a:1589 BW (2001):
7a:1589 BW Indien, gedurende den huurtijd, de verhuurde zaak door eenig toeval geheel en al vergaan is, vervalt de huur-overeenkomst van regtswege. Indien de zaak slechts ten deele vergaan is, heeft de huurder de keus om, naar gelang der omstandigheden, of vermindering van de huurprijs te vorderen of de huurovereenkomst te ontbinden; doch hij kan, in geen dier beide gevallen, aanspraak op schadevergoeding maken.
Op 7 augustus 2001 wordt de grond uiteindelijk verkocht zogenaamd ‘vrij van huur’ en ontvangt SMALLENBROEK 1.254.223 gulden van de Gemeente Enschede, verminderd met 614.710 gulden die de verzekering inmiddels heeft uitgekeerd, resterend 639.513 gulden.

Onderschrift: De officiële berekening van het bedrag dat de Gemeente Enschede uiteindelijk voor de grond wilde betalen.
Op 9 januari 2001 wordt de gemeenteambtenaar verhoord bij de politie. De notities over de grondverkoop worden gemanipuleert. Het stuk dat hij op 08/06/2000 over de bedragen voor de verkoop van de grond heeft opgeschreven worden verwijderd. Bij de politie verklaart hij slechts over de uitgangspositie begin april zoals beschreven. Hij verklaart niet dat hij een dag voor de brand 535.000 gulden extra heeft geboden en dat SMALLENBROEK akkoord is gegaan.
De verdwenen dossiers
Deze chronologie geeft aan dat de dossiers die in beslag zijn genomen bij de Gemeente Enschede, onder andere over vergunningverlening en over de geheimgehouden onderhandelingen over de verkoop van de grond onder S.E. Fireworks V.o.f., ergens tussen inbeslagname op 30 mei 2000 en het verzoek van S.E. Fireworks V.o.f. op 21 juni 2001 zijn verdonkeremaand, terwijl deze dossiers op dat moment reeds in het bezit waren van het Tolteam onderzoeksteam en het Openbaar Ministerie.
Dit kan dan alleen maar betekenen dat het onderzoeksteam of het Openbaar Ministerie deze dossiers zélf heeft laten verdwijnen. Deze door het Openbaar Ministerie in beslag genomen dossiers zijn volgens datzelfde Openbaar Ministerie zogenaamd ineens “niet boven water gekomen”.
Ook het bevel van inbeslagname zit niet in het dossier en heb ik verkregen via een jarenlange juridische procedure. De kennisgeving inbeslagname zat slechts in een dossier van het gerechtshof welke pas jaren later tijdens een schouw op een advocatenkantoor is aangetroffen. De aanbiedingsbrief (1), bevel inbeslagname (2) en kennisgeving inbeslagname (2) zaten dus niet in het strafdossier S.E. Fireworks en waren dus niet beschikbaar voor de verdediging.
Chronologie verdwenen dossiers
Het Openbaar Ministerie en de Politie Twente hebben bewust de volgende dossiers hebben achtergehouden:
- Dossier Grondbedrijf Gemeente Enschede.
- Dossier Brandweer Enschede.
- Dossier opslag vuurwerk 1968 tot 1992.
- Dossier opslag vuurwerk vanaf 1992.
- Bevel ex. art. 96 A
Ook hierdoor heeft S.E. Fireworks V.o.f. geen eerlijk proces gehad en zijn de belastende dossiers in de doofpot verdwenen.
Ik heb de bovenstaande dossiers, voor zover als mogelijk, boven water gekregen na vele jaren procederen, maar de onderstaande wijze waarop dit is verdonkeremaand spreekt boekdelen:
- Brief aanbieding n.a.v. aankomend bevel d.d. 29 mei 2000:
- Bevel inbeslagname en kennisgeving inbeslagname Gemeente Enschede dossiers d.d. 30 mei 2000
- Verzoek verdediging PV-terechtzitting d.d. 21 juni 2001
- Afwijzing verzoek verdediging PV-terechtzitting d.d. 21 juni 2001
Er moest een brandstichter komen
De voor de Gemeente Enschede, brandweer Twente en landelijke overheid meest gunstige uitkomst van strafrechtelijk onderzoek was dat er een willekeurige brandstichter actief was geweest en dat het bedrijf S.E. Fireworks de milieuvergunning zou hebben overtreden zodat er ‘te-veel-en-te-zwaar‘ vuurwerk aanwezig zou zijn in de bewaarplaatsen op 13 mei 2000. Hiermee bleven de onderhandelingen over de verkoop van de grond, het conflict met de vorige eigenaar, de handelingen van de Gemeente Enschede voorafgaand aan de brand en de fouten in de landelijke wet- en regelgeving voor vuurwerkopslag onder de pet.
Hiervoor hebben zij André de Vries aangemerkt als brandstichter, terwijl deze persoon niets maar dan ook niets met het ontstaan van de vuurwerkramp te maken heeft gehad. Deze persoon hebben zij aangewezen omdat hij een makkelijke zondebok was die niet capabel genoeg was om zichzelf te verdedigen.
Documenten
Meest waarschijnlijke scenario: bedrijfsongeval
De meeste aangestoken branden vinden meestal tussen 22:00 uur en 04:00 uur plaats. De gebruikelijke factoren zijn minder sociale controle, donker, doelgerichtheid, specifieke gebouwen. De brand bij S.E. Fireworks vond plaats op klaarlichte dag in een woonwijk, dus trok veel bekijks. Een bedrijfsongeval ligt dan ook veel meer voor de hand.
Zie ook het eerdere artikel De verdwenen waterblusser.
De uitbreiding van brand naar ramp
Op 13 mei 2000, 15.08 uur betreedt de brandweer Twente het terrein van S.E. Fireworks na het forceren van de toegangsdeur (poort) van het terrein S.E. Fireworks.
De Brandweer Twente heeft de calamiteit op het terrein van het bedrijf S.E. Fireworks offensief benaderd, heeft opslagplaatsen geopend terwijl dat bij open vuur juist expliciet niet is toegestaan, heeft niet of geen afstand genomen en is niet overgegaan tot evacueren, met alle gevolgen van dien.
De Brandweer Twente heeft op 13 mei 2000 gehandeld in strijd met de basale inzichten van brand bij gevaarlijke stoffen en de klasse 1 ADR gevaarsaanduidingen die op elke deur van elke bewaarplaats van het bedrijf S.E. Fireworks V.o.f. groot en duidelijk zichtbaar waren. Deze ADR klasse 1 gevaarsaanduiding houdt in dat bij het geval van een calamiteit de brandweer defensief moet handelen, niet mag blussen, 500 meter afstand moet nemen, en tot 1000 meter moet evacueren en ontruimen.
Afbeelding: Foto van de gevaarsaanduidingen tijdens de brandbestrijding op 13 mei 2000 en de originele ADR etiket 01 gevaarsaanduiding waaruit blijkt dat geëvacueerd had moeten worden en deuren van opslagplaatsen niet geopend mochten worden.

Onderschrift: Te zien is hoe deuren van opslagplaatsen open staan op het moment dat de brand escaleert tot de vuurwerkramp. Deze deuren waren enkele minuten daarvoor nog gesloten (zie vorige foto) en zijn dus geopend door brandweerlieden tegen alle voorschriften in.
Het aanwezige aanvalsplan van S.E. Fireworks, in bezit bij Officier van Dienst BOETES op 13 mei 2000, en de half afgebrande herkenningskaart ADR gevaarlijke stoffen en omgevingskaart van S.E. Fireworks die is aangetroffen in kleding van een overleden brandweerman is het symbool geworden voor het optreden op 13 mei 2000, de aanwezigheid van deze documenten op die dag is doelbewust niet vermeld in het proces-verbaal van identificatie door verbalisanten Tolteam. De brandweer Twente negeerde ook de betekenis van de gevaarsaanduidingen op de bewaarplaatsen en ook mijn aanwijzingen tijdens de bestrijding van de brand. Vier collega’s moesten dit negeren van de betekenissen zeer zwaar bekopen en was noodlottig voor velen.
Door het handelen van o.a. de officier van dienst (OVD) van de Brandweer Twente is S.E. Fireworks V.o.f. niet alleen zijn bedrijf kwijtgeraakt, maar zijn ook onnodig burgers en brandweerlieden gestorven. Het moge volstrekt duidelijk zijn dat door het handelen van de Brandweer Twente S.E. Fireworks V.o.f. schade heeft geleden. Niet alleen in de vorm van het kwijtraken van zijn bedrijf door het handelen van de Brandweer Twente, maar ook in de vorm van het onterecht veroordeeld worden voor de vuurwerkramp Enschede van 13 mei 2000 waarbij nu duidelijk is geworden dat de Brandweer Twente debet is aan de escalatie, vanwege het niet opvolgen van gevaarsaanduidingen, het openen van deuren tegen alle voorschriften in, en het negeren van aanwijzingen, en aan alle overige schade als gevolg van alle voornoemde feiten.
Volgens de brandweerwet van 1985 is de Gemeente Enschede verantwoordelijk voor de organisatie, beheer en taken van de gemeentelijke brandweer (Artikel 1 lid 2), voor het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, beperken van brandgevaar, voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt (Artikel 1 lid 4a), en voor het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij andere ongevallen (Artikel 1 lid 4b). Daarnaast staat vast dat de brandweer de werkzaamheden als bedoeld in Artikel 1 lid 4 uitvoert, alsmede ter beperking en bestrijding van rampen en zware ongevallen (Artikel 1 lid 5 en 6).

Onderschrift: Een van de laatste momenten: Géén ‘brandende aanhanger’ of containerbrand te zien, zoals het Openbaar Ministerie onterecht stelde in foutieve reconstructies, maar slechts rook vanuit de werkruimte van het bedrijf — Foto: vishandel Keizer Voortsweg.
Het door het Openbaar Ministerie aangevoerde bewijsmiddel ‘Ontwikkeling van brand tot ramp’ is gebaseerd op het NFI hoofdrapport van 1 februari 2001. Dit bewijsmiddel is door het Gerechtshof bewezen verklaard, maar het is ondeugdelijk vervaardigd. Het is volstrekt duidelijk dat het NFI hoofdrapport geen wetenschappelijke vaststelling is zoals opsteller ir. DE BRUYN beweert. Het bestaat uit een aaneenschakeling van onbewezen scenario’s. Deze onbewezen scenario’s had ten doel om uit te komen bij de door de opdrachtgever gewenste conclusie, die van het Openbaar Ministerie, zodat die gebruikt kon worden bij een strafrechtelijke veroordeling.
Documenten
- Uitbreiding van brand naar ramp 13 mei 2000
- Reconstructie brandweeroptreden 13 mei 2000
- Brandweeroptreden 13 mei 2000
- Gevaarsettiketten S.E. Fireworks V.o.f.
- Omgevingskaart S.E. Fireworks aangetroffen in kleding van overleden brandweerman Enschede op 13 mei 2000
- Herkenningskaart Gevaarlijke Stoffen aangetroffen in kleding van overleden brandweerman Enschede op 13 mei 2000
- Aanvalsplan S.E. Fireworks 13 mei 2000
- Uitleg: NFI: Ontwikkeling van brand naar ramp 13 mei 2000
- Chronologisch verloop 13 mei 2000 door NFI (onjuist)
- Openbaar Ministerie als opdrachtgever voor foutief NFI hoofdrapport
Overige bronnen
Geheimgehouden brandweerverklaringen
Meer dan 22 jaar zijn de ‘verloren’ 10 brandweerverklaringen geheim gebleven. Zie ook de uitzending van KRO Brandpunt ‘Vragen rond de vuurwerkramp’ d.d. 20 november 2011. Bij de Gemeente Enschede zijn meerdere verzoeken ingediend voor openbaarmaking. Er werd ‘domweg’ gesteld dat deze 10 verklaringen niet bestonden en niet voorhanden waren.
Een grote leugen die de Gemeente Enschede en de landelijke overheid al 25 jaar verkondigen.

De 10 essentiële brandweerverklaringen met inhoudelijke informatie over 13 mei 2000 en met daarin de bevestiging dat deuren tegen alle voorschriften in zijn geopend, zijn via jarenlange juridische procedures boven water gekomen en daarvan maak ik er nu één integraal openbaar. Dat doe ik omdat in deze verklaring het openen van deuren tegen alle voorschriften in wordt bevestigd door brandweerman VANEKER.
Regionaal commandant van dienst brandweer Twente
Om 15:02:14 uur krijgt de alarmcentrale de eerste melding binnen. Het zou gaan om een brand. In respectievelijk 5:28 minuten worden vrijwel alle eenheden van de brandweer Enschede gealarmeerd. Om 15:07:41 uur wordt ook de Officier van dienst BOETES gealarmeerd.
Echter, de regionale brandweercommandant van dienst wordt niet door de alarmcentrale gealarmeerd, terwijl de protocollen dit wel voorschrijven. Deze regionale brandweercommandant is ook de adviseur gevaarlijke stoffen. Ook door de officier van dienst BOETES is de regionale commandant van dienst niet gealarmeerd, zoals dat wel noodzakelijk was.
De regionale brandweercommandant, tevens adviseur gevaarlijke stoffen, is uiteindelijk pas om 16:45 uur op 13 mei 2000 gealarmeerd. Dit is na de explosies en dus mosterd na de maaltijd.
Niet openbaar
De regionale brandweercommandant, tevens adviseur gevaarlijke stoffen, is op 3 juli 2000 gehoord / geïnterviewd op de brandweer kazerne te Enschede door onderzoekers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en een toebehoorde van de Gemeente Enschede. Ook op 18 oktober 2000 is de regionale commandant, tevens adviseur gevaarlijke stoffen, gehoord als operationeel leider van 13 mei 2000 door onderzoekers van de Commissie Oosting en B&A groep en de toebehoorde van de Gemeente Enschede.
Op 26 april 2006 en 30 maart 2007 is de regionale commandant, tevens adviseur gevaarlijke stoffen door P.D. Recherche te Rijssen gehoord / geïnterviewd.
De regionale brandweercommandant, tevens adviseur gevaarlijke stoffen, sloot niet uit dat een dergelijke ramp zo weer kon gebeuren, omdat de fouten die zijn gemaakt angstvallig werden verzwegen. Als deskundige was hij van mening dat de opslagplaatsen niet door de brandweer geopend hadden mogen worden en dat evacuatie in plaats van blussen overwogen had moeten worden. Hij wist, in tegenstelling tot verklaringen van de brandweer op 13 mei 2000, dat er wel degelijk een aanvalsplan was.
De regionale brandweer stelde dat de opslagplaatsen van S.E. Fireworks V.o.f. dicht moesten blijven en dat niet moest worden geblust. De gevaarsaanduiding met exploderende bom betekent verboden te blussen, zonder advies niet blussen. Deze mening werd hem niet in dank afgenomen. Hij kreeg brandweer commandant GROOS op bezoek, die hem fijntjes onder de neus wreef dat ‘dit niet de bedoeling was en dat hij op moest passen‘, want hij was op 13 mei 2000 tijdens zijn piketdienst buiten de regio geweest. Dit argument was door brandweercommandant GROOS volslagen uit de lucht gegrepen, want het klopte niet eens: De man had om 15:30 uur gepind in Almelo bij Voskamp Tuinmachines, hij had namelijk een grasmachine gekocht. Hij was dus wel degelijk in de regio.
Advisering brandweer Enschede aan S.E. Fireworks
Na de ramp op 13 mei 2000 werd door alle onderzoeksinstantie en overheidsdiensten publiek geroepen dat er geen advisering aan S.E. Fireworks V.o.f. was gegeven door de brandweer Enschede. Hiermee werd gepoogd om de brandweer te vrijwaren van eventuele schuld en het onterechte beeld te verkopen dat er bij S.E. Fireworks V.o.f. niet is meegekeken door de brandweer in de jaren voor de brand.
Er zijn echter meerdere adviezen door de brandweer Enschede opgesteld en afgegeven. Die maak ik daarom nu ook openbaar.
Vuurstorm door onjuiste brandweerinzet
Het IBR-rapport heeft het gewenste scenario van escalatie, zoals bepaald op de geheime vergadering van 11 september 2000 bij het ministerie van Justitie, handen en voeten gegeven. Het brandweeroptreden was ‘juist’ en de schuld zou komen te liggen bij S.E. Fireworks V.o.f. Dit zal de basis vormen voor zowel de Commissie Oosting als het Openbaar Ministerie om S.E. Fireworks zowel publiekelijk als strafrechtelijk aan de schandpaal te nagelen.
Hierbij is gebruik gemaakt van een verkeerde uitleg van ‘onderhanden werk’ (oftewel het toelaatbaar zijn van aangebroken vuurwerkverpakkingen in de werkruimte), van een niet bestaande brand van een niet bestaande aanhanger (zie foto hierboven), en van een verzonnen escalatie via opslagplaats E2 naar de mavoboxen en bunkers, waarbij videobewijsmateriaal dat het tegendeel bewijst hiervoor werd gecensureerd door het letterlijk wegknippen van 20 seconden aan videomateriaal.
‘Te-veel-en-te-zwaar’ vuurwerk onterecht
S.E. Fireworks V.o.f. had op de rampdag alleen vuurwerk in opslag dat was geclassificeerd als subklasse 1.4, de laagste klasse. Dit betrof zowel consumenten- als evenementenvuurwerk, geheel volgens de verleende vergunning, die ook een beperkte hoeveelheid van vuurwerk uit de zwaardere subklasse 1.3 toestond. Maar dat lag er niet.
Om S.E. Fireworks V.o.f. te kunnen vervolgen en veroordeeld te krijgen moest er uit onderzoek blijken dat er bij S.E. Fireworks V.o.f. ‘Te-veel-en-te-zwaar’ vuurwerk lag, waardoor de grote explosies konden worden verklaard zonder dat dit aan de bestaande regelgeving hoefde te liggen. Om dit te bereiken heeft het Openbaar Ministerie de onderstaande benadering toegepast.
Documenten
- Foto: De vernietigingskoers (27 april 1998 – 13 mei 2000) van Smallenbroek
- Foto: De in beslag genomen digitale backup van administratie S. E. Fireworks V.o.f.
- Foto: Inkoop gegevens S.E. Fireworks V.o.f.
- Foto: Financieele administratie S.E. Fireworks V.o.f.
- Foto: Midas Administratie 12 mei 2000
- Uitleg: ‘Te zwaar’ vuurwerk 13 mei 2000
- Uitleg: ‘Te veel’ vuurwerk 13 mei 2000
- Proces-verbaal inbeslagneming d.d. 18 en 19 mei 2000 administratie S. E. Fireworks – De Jong & Laan
De ‘krater’ in centrale bewaarplaats C11 is geen ‘krater’ maar een verzakking door zwakke fundering van oude kolenopslagplaats
De verzakking van de bodemplaten onder met name vuurwerkbunker C11 is door TNO en NFI omgedoopt tot een ‘krater’. De afmetingen van deze zogeheten ‘krater’ zijn vervolgens gebruikt om de kracht van de explosie te berekenen. Daaruit hebben TNO en NFI getracht het tonnage te reconstrueren dat betrokken is geweest bij de geëxplodeerde hoeveelheid vuurwerk. De uitkomst van deze reconstructie, gebaseerd op afmetingen van deze ‘krater’ is gebruikt als een van de controleberekeningen op de uitkomst van de voorraadreconstructie.
Deze exercitie, gebaseerd op de omvang van de ‘krater’, was niet alleen volledig zinloos, maar bovendien misleidend. Het gaat immers helemaal niet om een zuivere ‘krater’. De afmetingen van de ‘krater’ zijn voor een belangrijk deel bepaald door de aanwezige holle ruimtes onder de bodemplaten van het centrale bewaarplaatsen complex.
Dit komt omdat deze bewaarplaatsen zijn gebouwd op de oude fundering van de voormalige kolenhandel die hier stond. De krater werd dus op deze plek veroorzaakt omdat het hier ging om de zwakste plek in de reeds bestaande fundering, en niet dus door de veronderstelde aanwezigheid van ‘zware’ vuurwerk.
Vestiging in woonwijk is in werkelijkheid vestiging op industriegebied
In het strafproces tegen S.E. Fireworks is de gangbare redenatie van het Openbaar Ministerie geweest dat S.E. Fireworks zich rekenschap had moeten geven van het feit dat zij zich met een vuurwerkopslag te midden van een woonwijk bevond. Het Gerechtshof is het Openbaar Ministerie daarin gevolgd. Daarmee heeft de vestigingsplaats in een woonwijk als verzwarende omstandigheid gewerkt voor de schuldvraag van S.E. Fireworks.
De werkelijkheid is anders. S.E. Fireworks V.o.f. heeft al in 1999 aan de Gemeente Enschede te kennen gegeven te willen vertrekken van het industriegebied, naast het woonwijk gelegen, en in de plaats daarvan een vestiging na te streven op een buiten de woongebieden gelegen industrieterrein. Deze wens is meermaals, zowel mondeling als schriftelijk, overgebracht aan de Gemeente Enschede en was voorzien van concrete voorstellen en zonder vooraf gestelde financiële voorwaarden.
De gemeente heeft dit streven van het vuurwerkopslagbedrijf, om te verhuizen uit de woonwijk naar een veiliger locatie, echter gefrustreerd door dit steeds op de lange baan te schuiven en erop te wijzen dat er maar weinig terreinen beschikbaar waren.
Dit was in strijd met de waarheid, het bewuste terrein ligt nu nog steeds braak.
Documenten
Officiële onderzoeksrapportages vuurwerkramp onverdedigbaar
De Nederlandse overheid heeft de burgers foutief, onvolledig en misleidend voorgelicht over essentiële onderdelen van het verloop van de vuurwerkramp in Enschede in 2000. Dat valt te constateren uit recentelijk vrijgekomen Wob/Woo-informatie.
Zie ook het eerdere artikel Officiële onderzoeksrapportages vuurwerkramp onverdedigbaar.
Wet en Regelgeving vuurwerk rond 2000
Waren de exploitanten van SE Fireworks juridisch aanspreekbaar op juistheid van classificatie? De eigenaren van SE Fireworks konden niet worden aangesproken:
- a. het afleveren en ter aflevering aanwezig geen regels voor de classificatie van professioneel vuurwerk en consumentenvuurwerk; de exploitanten van SE Fireworks konden in verband met het afleveren en ter aflevering aanwezig houden niet worden aangesproken op een onjuiste classificatie en -etikettering;
- b. het ten (verder) vervoer aanbieden zogenaamde koppelingsbepalingen: op basis daarvan de konden de exploitanten van SE Fireworks vertrouwen op de juistheid van de informatie over de classificatie en etikettering van het ten vervoer aangeboden vuurwerk; zij vielen op dat vertrouwen niet aan te spreken;
- c. het nederleggen van vuurwerk geen regels voor de classificatie en etikettering van vuurwerk; de exploitanten van SE Fireworks konden in verband met het nederleggen van vuurwerk (opslag buiten hun bedrijf) niet op de onjuistheid van de classificatie en etikettering worden aangesproken;
- d. de opslag binnen SE Fireworks geen regels voor de classificatie en etikettering; de exploitanten van SE Fireworks konden niet worden aangesproken op de onjuistheid van de classificatie en etikettering van het bij S E Fireworks opgeslagen vuurwerk;
- e. de opslag van het vuurwerk binnen SE Fireworks regels voor de opschriften; naleving daarvan vond in die tijd plaats op basis van de vervoersdocumentatie.
Documenten
Adviesraad Gevaarlijke Stoffen
De Adviesraad heeft de relevante wet- en regelgeving betreffende ontplofbare stoffen en artikelen geïnventariseerd. Op hoofdlijnen is deze onderstaand weergegeven. De beoordeling van de algemene beleidskaders met als aandachtspunten effectiviteit, actualiteit, volledigheid en overzichtelijkheid komt in het volgende hoofdstuk aan de orde.
Na de laatste herziening van richtlijn CPR 7 in 1983 en de intrekking ervan in 1999 zijn de algemene inzichten in Nederland ten aanzien van het voorkomen van ongevallen met stoffen en het beperken van de gevolgen daarvan sterk geëvolueerd, mede gestimuleerd door Europese regelgeving. Ook een aantal ongevallen – waaronder de vuurwerkramp in Enschede in 2000 heeft zijn weerslag gehad op de ontwikkeling van regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit (zie hierna)
De wet- en regelgeving op het gebied van ontplofbare stoffen en artikelen is te karakteriseren als “een niet-dekkende lappendeken”: niet op elkaar aansluitend, weinig overzichtelijk en bovendien lastig toegankelijk, onder andere omdat begrippen kaders niet eenduidig zijn. In het vorige hoofdstuk zijn hiervan ten aanzien van de havens al enkele voorbeelden gegeven.
Er zijn vele wetten, besluiten, ministeriële publicaties, circulaires en handreikingen waarin aspecten van het omgaan met ontplofbare stoffen en artikelen zijn geregeld. Vaak worden omissies in wet- en regelgeving later gerepareerd in nieuwe besluiten. Handreikingen en circulaires moeten de wet- en regelgeving verder uitleggen. Het gebrek aan overzichtelijkheid is verder in de hand gewerkt doordat ontplofbare stoffen en artikelen een grote variëteit in gebruiksdoelen kennen en zeer uiteenlopende schade en effecten, zowel naar aard als naar intensiteit
Ontplofbare stoffen zijn in beginsel onderworpen aan het algemene wettelijk regime voor gevaarlijke stoffen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de transportwetgeving. Niet alle regelgeving die betrekking heeft op gevaarlijke stoffen is echter van toepassing op de categorie ontplofbare stoffen. Veelal zijn er voor deze categorie stoffen specifieke (wettelijke) regimes in het leven geroepen. Hierbinnen wordt in de meeste gevallen onderscheid gemaakt tussen 1. vuurwerk, 2. ontplofbare stoffen voor civiel gebruik, 3. ontplofbare stoffen en munitie ten behoeve van Defensie.
Onderstaand wordt de thans vigerende wet- en regelgeving met betrekking tot het omgaan met ontplofbare stoffen op hoofdlijnen beschreven. In bijlage 2 is een opsomming gegeven van de belangrijkste wet- en regelgeving en in bijlage 3 van relevante NEN-normen.
Het rapport van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen, dat zeer kritisch was voor de Nederlandse overheid, werd na publicatie gewraakt door diezelfde overheid. Na de publicatie van dit rapport moest de Adviesraad Gevaarlijke stoffen per 2008 per direct verdwijnen.
Documenten
Tienduizenden documenten worden nog steeds geheimgehouden
De Politie Twente en het Openbaar Ministerie houden tot op de dag van vandaag tienduizenden documenten over de vuurwerkramp geheim. Het Openbaar Ministerie wil deze, ondanks herhaaldelijke verzoeken, niet vrijgeven. Dat deze documenten bestaan blijkt uit foto’s die zijn gemaakt in de archiefkamers waar het dossier van deze zaak is opgeslagen.
Te zien zijn honderden ordners met gegevens. Die gegevens zijn onder meer bruikbaar voor het antwoord op de vraag wat er precies is gebeurd op 13 mei 2000.



Het Openbaar Ministerie houdt deze gegevens geheim omdat de Politie Twente, het Openbaar Ministerie en de landelijke overheid tevreden zijn met waar zij de schuld van de ramp hebben neergelegd.
Het openbaar maken van deze gegevens zou een ander licht werpen op deze zaak, met tot gevolg de conclusie dat de strafzaak die het Openbaar Ministerie destijds heeft gevoerd niet deugde en in strijd was met het EVRM en het recht op een eerlijk proces.
Dat komt het Openbaar Ministerie niet goed uit, want het zou betekenen dat het Openbaar Ministerie niet alleen heeft gefaald bij het achterhalen van de waarheid, maar dat het ook bewust de rechterlijke macht heeft misleid om tot een veroordeling te komen, en dus worden deze documenten niet openbaar gemaakt.
Belangrijke feiten 13 mei 2000
De belangrijkste feiten om tot een juiste reconstructie te komen zijn de volgende:
- Bedreigingen door SMALLENBROEK voorafgaand aan de brand
- Eerder afgestoken vuurwerk op 13 mei 2000
- Het bedrijfsongeval en de verdwenen waterblusser
- 10 geheimgehouden brandweerverklaringen
- Deuren van bewaarplaatsen geopend tegen alle voorschriften in (eveneens was open de deur van het kantoor S.E. Fireworks en van Loods G)
- Het correcte chronologisch verloop 13 mei 2000 op het terrein S.E. Fireworks
- De wél voor handen zijnde administratie en boekhouding S.E. Fireworks
- Advisering brandweer Enschede aan S.E. Fireworks
- De verdwenen foto-video camera van een fotograaf. Waar zijn de beelden en camera gebleven?
- De hand van Henny KLOPPENBORG op de foto van fotograaf VAN WILLIGEN. Heeft hij inderdaad sleutels in zijn hand en zijn dit de sleutels waarmee de opslagplaatsen tegen alle voorschriften in zijn geopend?
Conclusie
Officiële onderzoeken en instanties hebben in hun weergaves essentiële zaken doelbewust niet vermeld. Deze onderzoeksinstanties, Gemeente Enschede en de Nederlandse overheid hebben burgers foutief, onvolledig en misleidend voorgelicht over essentiële zaken van het verloop van de vuurwerkramp in Enschede in 2000. Dat doen zij tot op de dag van vandaag.
Gezien het bovenstaande is het meer dan aannemelijk dat de genoemde onderzoeksinstanties, waaronder het Openbaar Ministerie, Politie Twente, de Commissie Oosting, Rijksinspecties, het NFI, en TNO, bewust hebben aangestuurd om tot een door de Nederlandse overheid gewenste uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek te komen. Daarmee komen de door het Openbaar Ministerie bij de rechter aangevoerde bewijsmiddelen in een héél ander daglicht te staan.
De wijze waarop het Openbaar Ministerie tot haar bewijsvoering is gekomen is ondeugdelijk en in strijd met het EVRM en het recht op een eerlijk proces. Het Openbaar Ministerie is echter wel geslaagd in het veroordeeld laten krijgen van een partij waarbij in werkelijkheid de schuld en oorzaak van de vuurwerkramp niet ligt door middel van:
- Het te beperkt geformuleerde kader van strafrechtelijk onderzoek (incompleet strafdossier, weigering om overheid en oud-eigenaar te vervolgen, weigering om naar bedrijfsongeval te kijken, erbij zoeken van brandstichter, enzovoort),
- Het selectief aanhalen van verklaringen van verdachten en getuigen,
- Het sturen van de wijze van voorraadreconstructie,
- Het op bepaalde wijze organiseren van her-testen en her-classificeren van vuurwerk,
- Het gebruikmaken van een NFI-rapport dat duidelijk toe redeneert naar een escalatiescenario dat geheel aan S.E. Fireworks kan worden toegeschreven op aansturen van opdrachtgever het Openbaar Ministerie,
- Het negeren van de laakbare en ernstig tekortschietende Nederlandse regelgeving op het gebied van professioneel vuurwerk,
- Het negeren van de tekortkomingen in Nederland t.o.v. het buitenland op het gebied van vestiging en inrichting van vuurwerkbedrijven, alsmede de verkeerde blusvoorschriften aan de brandweer,
- Het demoniseren van mijn persoon en mijn onderneming door middel van foutieve persverklaringen en bijeenkomsten, interviews en zelfs het bewust verspreiden van onjuiste informatie in huis-aan-huisbladen.
Het Openbaar Ministerie heeft met deze laakbare handelswijze, in strijd met het EVRM en het recht op een eerlijk proces, het Gerechtshof en de goegemeente weten te overtuigen van ‘dood door schuld’ van 23 mensen. Het Openbaar Ministerie heeft te zeer op de man gespeeld en heeft daarbij het feitenevenwicht compleet uit het oog verloren. S.E. Fireworks V.o.f. en de eigenaren daarvan moesten en zouden schuldig zijn volgens het Openbaar Ministerie, ongeacht de werkelijke feiten. Dat noemt men ook wel tunnelvisie.